Onze reis in ‘meten = weten’

05-02-2024
484 keer bekeken

Rijkswaterstaat en Heijmans werken hard om in 2030 klimaatneutraal te zijn en circulair te werken. We spannen ons tot het uiterste in om zo veel mogelijk emissieloos te bouwen, materialen te hergebruiken en innovaties toe te passen.

Een heel belangrijk aspect bij de verbreding van de A1 is het meten van de milieu-impact. Hoe weet je wat bijdraagt aan minder milieu-impact? Wat kunnen we meten en monitoren? We nemen je mee in onze ontdekkingsreis tot nu toe.  

Wij krijgen steeds meer de vraag hoeveel minder milieu-impact we realiseren in vergelijking met een traditionele wegverbreding. Dat is geen simpel rekensommetje. Hiervoor hebben we veel gegevens nodig. Het verkrijgen van deze gegevens is een ontdekkingstocht, veel moet nog worden uitgevonden. Wat doen we nu al wel?

Het meten van impact op het milieu

Bij de verbreding van de A1 monitort Heijmans alle werkzaamheden en wordt bepaald wat nou precies de impact is op het milieu. Daarbij gebruikt Heijmans een inmiddels branche brede rekeneenheid; namelijk de Milieu Kosten Indicator (MKI). De MKI berekent alle maatschappelijke kosten (in euro's) die verband houden met de impact op het milieu. Elke activiteit, bijvoorbeeld het asfalteren van een weg, of product heeft immers een bepaalde mate van impact op het milieu.

Foto: Wouter Claassen

Waarom gebruiken we de MKI?

Behalve inzicht geven in de impact op het milieu stimuleert de MKI ook circulaire oplossingen. De MKI-score wordt lager wanneer er meer circulaire grondstoffen worden gebruikt en er bijvoorbeeld minder CO2-uitstoot is. Bovendien maken MKI-berekeningen het mogelijk om duurzame offertes van verschillende inschrijvers te vergelijken. Wanneer een aanbieder een lagere MKI-score wil behalen, zal zij op zoek gaan naar diensten, producten en materialen met de laagst mogelijke milieu-impact. Dit effect is merkbaar in de gehele keten.

Hoe wordt de MKI berekend?

Een belangrijk onderwerp hierbij is dat de berekening van de MKI-waarde wordt uitgevoerd op basis van de gehele levenscyclus van een activiteit of product. Dit wordt de Levenscyclusanalyse (LCA) genoemd en vormt de basis van de berekening van de MKI-waarde.

Een voorbeeld van deze benadering is het asfalteren van een weg. Het proces begint met het winnen van grondstoffen zoals zand en bitumen, die vervolgens per vrachtwagen of schip naar de asfaltcentrale wordt vervoerd en daar wordt omgezet in asfalt. Dit asfalt wordt vervolgens naar de A1 vervoerd en met een asfalteermachine aangebracht. Over tien jaar moet deze deklaag vervangen worden. De gehele reis van het asfalt maakt deel uit van de levenscyclus en is dus van invloed op de berekening van de MKI-waarde. Voor alle afzonderlijke producten en activiteiten wordt de volledige levenscyclus geanalyseerd. Het is ook belangrijk om te bepalen over welke periode de milieukosten vastgesteld moeten worden. Voor de A1 is dat bijvoorbeeld 50 jaar.

Nationale Milieu Database en LCA

Veel levenscyclusanalyses (LCA's) worden gepubliceerd in de Nationale Milieu Database, een speciale database waar producenten, toeleveranciers en brancheverenigingen hun LCA's openbaar maken, zodat ze voor iedereen inzichtelijk zijn.

Elf milieu-effecten

Om de uiteindelijke MKI te bereiken, worden 11 milieu-effecten overwogen. In het geval van de verbreding van de A1, wordt bijvoorbeeld de uitstoot van CO2 overwogen; een van de bekendste milieu-effecten. Er worden maatschappelijke kosten in euro's toegeschreven aan deze uitstoot, die vervolgens worden vermenigvuldigd met de emissie.

Bijvoorbeeld: 1 kilo CO2-uitstoot staat gelijk aan 5 eurocent. Op deze manier krijgt elk individueel milieu-effect een weegfactor. Dit wordt vervolgens gedaan voor alle 11 milieu-effecten en wanneer ze zijn opgeteld, ontstaat er uiteindelijk één MKI-waarde. De weegfactor is een "schaduwprijs" die gestandaardiseerd is voor elk milieu-effect en die verplicht gehanteerd moet worden in de sector.

De ontdekkingsreis gaat door

Of dit alles bijdraagt aan het beantwoorden van de vraag hoeveel minder milieu-impact we realiseren? Het antwoord is nee. Zoals gezegd is nog veel onbekend, maar de nieuwe technieken breiden zich steeds verder uit. Niet alleen Rijkswaterstaat en Heijmans zijn hiermee bezig. Steeds meer partijen zoals branche- en netwerkorganisaties in de bouw, waterschappen, provincies, gemeenten, grote opdrachtgevers in de bouw en ministeries spannen zich in. Onlangs nog tekenden 45 partijen het conventant ‘Schoon en emissieloos bouwen’. Een mooi voorbeeld hoe actueel en urgent het waarmaken van de ambities voor 2030 is.

Vanuit het project blijven wij onze lessen en successen delen.  Zo hopen we een voorbeeld te kunnen zijn voor toekomstige projecten. Blijf ons volgen voor meer updates op het gebied van duurzaamheid.

 

 

Afbeeldingen

Cookie-instellingen